Ondervoeding komt veel voor in het spectrum van leverziekten. Een recent gepubliceerde richtlijn van ESPEN geeft voedingsadvies aan patiënten met verschillende leverziekten in verschillende stadia (Plauth, et al., 2019). Hieronder zullen enkele voorbeelden worden gegeven om de situatie bij de verschillende patiënten te beschrijven. Bij levercirrose is de prevalentie en ernst van eiwit- en energie-ondervoeding gerelateerd aan het klinische stadium van chronische leverziekte, variërend van 20% bij patiënten met een goed gecompenseerde ziekte tot meer dan 60% bij patiënten met gevorderde cirrose (Plauth, et al., 2019). Het wordt ook geassocieerd met een hogere sterfte.
Ondervoeding komt veel voor in het spectrum van leverziekten. Een recent gepubliceerde richtlijn van ESPEN geeft voedingsadvies aan patiënten met verschillende leverziekten in verschillende stadia (Plauth, et al., 2019). Hieronder zullen enkele voorbeelden worden gegeven om de situatie bij de verschillende patiënten te beschrijven. Bij levercirrose is de prevalentie en ernst van eiwit- en energie-ondervoeding gerelateerd aan het klinische stadium van chronische leverziekte, variërend van 20% bij patiënten met een goed gecompenseerde ziekte tot meer dan 60% bij patiënten met gevorderde cirrose (Plauth, et al., 2019). Het wordt ook geassocieerd met een hogere sterfte.
In verschillende onderzoeken werd een hogere sterfte gemeld bij patiënten met perioperatieve sarcopenie die een transplantatie ondergingen voor chronische leverziekte in het eindstadium. Ook bij andere leverziekten zoals niet-alcoholische steatohepatitis (NASH) en cirrose, is sarcopenie een sterke indicator voor sterfte.
Patiënten met een chronische leverziekte en een sedentaire levensstijl zouden een hogere hoeveelheid calorieën moeten krijgen dan een gezond persoon (1,3x zoveel niet-eiwit-energievoorziening). Bij patiënten met alcoholische steatohepatitis wordt orale nutritionele voeding (ONS) sterk aangeraden wanneer er niet aan de caloriebehoefte kan worden voldaan. Ook in het geval van milde hepatische encefalopathie wordt ONS aanbevolen.
In recent gepubliceerde richtlijnen wordt eiwitinname geadviseerd voor leverpatiënten (Plauth, et al., 2019). Niet-ondervoede patiënten met gecompenseerde cirrose dienen 1,2g eiwit/kg lichaamsgewicht/dag te consumeren. Ondervoede en/of sarcopene cirrosepatiënten moeten een hoeveelheid van 1,5g eiwit/kg lichaamsgewicht/dag innemen. Voor de andere leverziekten werd een vergelijkbare range geadviseerd, maar altijd afhankelijk van de toestand van de patiënt. Leverziekten komen heel vaak voor bij patiënten met obesitas.
De S-Core range kan worden gebruikt bij de verschillende leverziekten. Het advies van de ESPEN expertgroep kan hierbij gevolgd worden. Het gebruik van MCT-olie bij leveraandoeningen is nog steeds een interessant gebied voor verder onderzoek. In een knaagdiermodel werd aangetoond dat een LCT-rijk dieet in combinatie met alcohol ertoe leidde dat ratten veel meer triglyceriden in de lever opsloegen (8x vs. controle) vergeleken met een MCT-rijk dieet in combinatie met alcohol (3x vs. controle) (Lieber, Lefèvre, & Spritz, 1967). Ook is er aangetoond dat MCT’s de lever beschermen tegen steatose (Nanji, Yang, & Fogt, 1996). In een rattenmodel voor niet-alcoholische leververvetting (NAFLD) zou een MCT-rijk dieet de progressie van de ziekte kunnen voorkomen (Ronis, et al., 2013). In een oudere studie werd geconcludeerd dat MCT’s potentiële waarde hebben bij de behandeling van malabsorptie bij patiënten met cirrose (Morgan, Bolton, Morris, & Read, 1974).
Een zeldzame aandoening waarbij de suppletie van MCT-oliën gunstig is gebleken, is een tekort aan citrine. Citrine functioneert als een aspartaat/glutamaattransporter in de mitochondriën en is essentieel voor hepatische glycolyse (Hayasaka & Numakura, 2018). Citrinedeficiëntie kan zich bij pasgeborenen of zuigelingen manifesteren als neonatale intrahepatische cholestase veroorzaakt door citrinedeficiëntie (NICCD), bij oudere kinderen als groeiachterstand en dylipidemie veroorzaakt door citrinedeficiëntie (FTTDCD) en bij volwassenen als terugkerende hyperammoniëmie met neuropsychiatrische symptomen bij citrullinemie type II (CTLN2). De aandoening heeft de hoogste prevalentie in Oost-Azië, maar wordt ook in andere delen van de wereld aangetroffen (Abuduxikuer, Chen, Wang, & Wang, 2019). Een belangrijke complicatie van cholestase is malabsorptie van vet in verband met verminderde intestinale galzuren, wat leidt tot ondervoeding en een tekort aan in vet oplosbare vitaminen. MCT’s kunnen worden aangevuld om een goede bron van vetcalorieën te leveren (Francavilla, Miniello, Brunetti, Lionette, & Armenio, 2003). Bij CTLN2-patiënten lijkt het zelfs de noodzaak van levertransplantatie te vertragen.